Landuyt kan geen voorzitter worden van Haven van Zeebrugge
29 Maart 2013
Op dinsdag 26 maart jl. werden in de gemeenteraad een aantal wijzigingen goedgekeurd aan de statuten van de Maatschappij van de Brugse Zeevaartinrichtingen (MBZ), zeg maar het ‘Havenbestuur’. Groen stelt vast dat er geen intenties zijn voor een meer transparante en meer democratische aanpak binnen de MBZ. De huidige statutenwijzigingen, zijn net zoals de wetgeving betreffende de MBZ à la tête du client opgesteld. Ondertussen weigeren zowel de MBZ als de burgemeester de Brugse ombudsman bevoegdheid te geven over de MBZ. “De statutenwijziging stelt dat de functie van voorzitter van de raad van bestuur de bevoegde schepen of burgemeester toekomt, naargelang wie de bevoegdheid ‘haven’ uitoefent (i.c. burgemeester Landuyt dus). Daarnaast wordt uitdrukkelijk vermeld dat dit voorzitterschap geen uitvoerend mandaat is.” aldus Groen-fractieleider Sammy Roelant. “Deze toevoeging in de statuten lijkt ons echter meer een soort toverformule om de toepasselijke wetgeving te bezweren, dan een weergave van de realiteit. En zoals we weten, tovenarij bestaat niet, dus ook deze toevoeging verandert niks aan de feiten. De combinatie parlementslid, burgemeester en voorzitter van de haven is een onwettelijke cumulatie (zie de betreffende wettekst hieronder). Immers, een parlementslid (zoals Landuyt) mag naast zijn parlementair mandaat slechts één ander uitvoerend mandaat uitoefenen als vertegenwoordiger van een overheidsniveau. Aangezien Landuyt reeds burgemeester is, is het voorzitterschap van de MBZ dus uitgesloten.” “We zullen deze zaak nu voorleggen aan de gouverneur, om te kijken wat de gevolgen zijn van deze statutenwijziging. Maar de kans is groot dat de meerderheid hier het paard achter de wagen heeft gespannen”, zegt Roelant. ​​Geen ombudsman? “We stellen enerzijds vast, dat er een machtsspel gaande is binnen het havenbestuur, dat verpakt wordt onder de term ‘corporate governance’, maar anderzijds dat maatregelen om het havenbestuur transparanter te maken geweerd worden”, aldus nog Sammy Roelant. “Zo stelden wij naar aanleiding van het jaarverslag van de ombudsman voor 2010 vast dat er geen ombudsman bevoegd is over de MBZ. De ombudsman is hiervoor, in tegenstelling tot wat de burgemeester beweert, vragende partij. Er staat overigens letterlijk in de opdracht van ombudsman dat hij bevoegd is voor concessies. Maar de MBZ zelf zegt dat zij hier niet onder vallen omdat ze enkel een grondconcessie uitmaken. Groen wilde dit voor eens en voor altijd regelen via de statuten van MBZ. Maar volgens de burgemeester is niet enkel de ombudsman geen vragende partij (“We willen dat die man ook niet aandoen”), maar hij stelde ook dat zij “grote internationale bedrijven niet wilden lastigvallen met een ombudsman.” “Dit laatste antwoord tart alle verbeelding, zeker voor een socialistische burgemeester. De Brugse burgers zijn voor 100% eigenaar van de aandelen van de MBZ. Hun belangen dienen dus net zoals bij elk overheidsbedrijf voorop te staan. Door dit antwoord stelt de burgemeester dat de economische belangen van grote havenbedrijven voor de democratische rechten komen van de Brugse burger”, zo besluit Roelant. “Wij hopen dat dit een verspreking was van de burgemeester en dat er in een van de komende gemeenteraden alsnog een bevoegdheid over de MBZ wordt toegekend aan de Brugse ombudsman.” Sammy Roelant​​Fractieleider Groen Brugge ​​PS Wettekst:Art. 1quater wet 6 augustus 1931 Het mandaat van lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers of van senator kan worden gecumuleerd met ten hoogste één bezoldigd uitvoerend mandaat.Als bezoldigde uitvoerende mandaten in de zin van het vorige lid worden beschouwd :1° het ambt van burgemeester, van schepen en van voorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn, ongeacht het daaraan verbonden inkomen;​​2° elk mandaat​ ​in een openbare of particuliere instelling, uitgeoefend als vertegenwoordiger ​ ​van het Rijk, van een gemeenschap, van een gewest, van een provincie of van een​ ​gemeente, ​​voor zover dat mandaat meer bevoegdheid verleent dan het loutere lidmaatschap​ ​van de algemene vergadering of van de raad van bestuur van die instelling en ongeacht het ​ ​daaraan verbonden inkomen;3° elk mandaat in een openbare of particuliere instelling, uitgeoefend als vertegenwoordiger ​ ​van het Rijk, van een gemeenschap, van een gewest, van een provincie of van een​ ​gemeente, voor zover dat mandaat een maandelijks bruto belastbaar inkomen oplevert van ​ ​minstens 688,17 euro. Dat bedrag wordt jaarlijks aangepast aan het indexcijfer van de​ ​consumptieprijzen.